In 2014 opgezet door 6 ondernemers die elkaar op een informele en ontspannen manier willen ontmoeten.
Concreet deden we dat door de bewandelde paden te verlaten met een activiteit die toelaat om elkaar op een down to earth manier te ontmoeten: we gingen simpelweg letterlijk een dag samen stappen.
Graag nodigen we u uit om deel te nemen aan onze volgende uitstap! Bekijk ons kalendervoorstel.
Toon me hoe je wandelt en ik zeg je hoe je denkt
Het is niet aan je bureau dat je het licht ziet. Antropoloog-stiltezoeker Joris Capenberghs ziet een verband tussen hoe je denkt en hoe je wandelt. ‘Een beschavingsdenker als Immanuel Kant kom je niet in de wildernis tegen.’
VAN ONZE CORRESPONDENT ‘WAAN & AANDACHT’ EVA BERGHMANS
Een boom ligt dwars over de weg; de regen die royaal viel, spoelt er als een beekje onderdoor; de ondergrond zuigt aan onze wandelschoenen, waardoor we uit noodzaak vooral naar de grond kijken. Maar kijk, daar valt het zonlicht binnen, door de gaten in het bladerdek dat zich hoog boven de holle weg vormt. We kijken op, houden stil. ‘Op deze plek overvalt me wel vaker een gevoel van mystiek’, zegt Joris Capenberghs, antropoloog en fervent wandelaar. ‘Zo’n holle weg is mijn favoriete soort “laar”, een oud woord voor een lichtgevende plek in het donker van het woud.’
Het licht in het donker: het is een wijsheidsmetafoor die haast een cliché is. Net zoals het pad dat iemand aflegt, een versleten vergelijking is voor het inzicht dat iemand verwerft. Versleten, maar onweerstaanbaar: zelfs in deze tijden, waarin de gps het oriëntatiegevoel en het gezond boerenverstand al verdrongen heeft als gids. Nog altijd stappen we naar Compostella om ons hoofd op orde te zetten. ‘Ik wandel elke dag’, zegt Capenberghs. ‘Noem het mijn vorm van mindfulness. Als je vertrekt voor een boswandeling, laat je je ego achter, net als bij meditatie. Je imago, je status, je identiteit, je verantwoordelijkheden: het is van geen tel. Wandelen doet je automatisch ook verlangzamen. Ik kijk niet meer op dezelfde manier sinds ik geregeld wandel. Ik denk niet meer alleen met mijn verstand.’
Met zijn ervaring, dat wandelen een beweeglijke vorm van denken is, schrijft Capenberghs zich in een lange geschiedenis in –-een geschiedenis die onder meer de Franse filosoof Frédéric Gros inspireerde tot het onderhoudende Marcher. Une philosopie. De Britse reisschrijver Robert MacFarlane wijdde een trilogie aan de geneugten van het wandelen, en hoe dat toegang biedt tot de eeuwenoude wijsheid van het landschap. Er trilt veel geschiedenis door in een landschap, althans voor wie goed kan kijken, zegt ook Capenberghs. Waar ik als stadsmeisje in een landschap vooral de elektriciteitspalen opmerk, ziet hij waar water is, of geweest is. Hij ziet waar pelgrims van kerk naar kerk gelopen hebben – ‘die volgen de kortste weg, maar ze mijden het bos. Ze gaan langs de akker – “per agera’, daar komt hun naam vandaan. Het bos was hen te gevaarlijk, je wist nooit wie zich daar schuilhield.’
Hoe vaker je wandelt, hoe meer je ziet. En hoe meer je openstaat voor wat je ziet, hoe meer zuurstof het denken krijgt. Het is in die zin ook een risico. Als je de zaken graag tot in de puntjes onder controle hebt, riskeer je in het midden van het woud je houvast te verliezen.
Zelfs niet elke filosoof die het wandelen genegen is, stort zich gretig in de wildernis. Immanuel Kant, bijvoorbeeld, hield vast aan zijn dagelijkse wandeling, maar liep elke dag hetzelfde traject in Königsberg, op hetzelfde uur. Er zijn twee soorten filosofen-wandelaars, zegt Capenberghs. Aan de ene kant heb je de filosofen die de landwegen bewandelen, van Plato tot Martin Heidegger. ‘Dat zijn beschavingsdenkers, veelal mannen die hun gedachten putten uit de verstedelijking, voor wie geletterdheid het hoogste goed is. Het zijn systeemzoekers, die de wereld bevatten door hem te categoriseren.’
Sjamanisme
Daarnaast heb je de filosofen die de diepe, wilde natuur in trekken. Zoals Henry David Thoreau, Jean-Jacques Rousseau, Friedrich Nietzsche – een bergwandelaar, die ooit zei dat je ideeën die niet in de openlucht ontstaan zijn, maar beter kunt wantrouwen. Ze storten zich in de natuur, zoals ze zich in het denken storten, betoogt Capenberghs: ‘Hun denken is veel wilder en grilliger. Wie diep de natuur intrekt, laat zich leiden door wat hij op zijn pad aantreft. Het zijn denkers die zich niet bezighouden met hoe de dingen zijn, maar hoe de dingen worden. Dat is typisch iets wat je voelt in de natuur: die is continu in beweging, op elk moment veranderen er ontelbare dingen. Natuurdenkers kunnen er beter mee om dat alles met alles in verbinding staat. Ze denken ook minder vanuit de eigen cultuur dan de beschavingsdenkers, richten zich meer op het universele. In die zin zijn ze verwant met animisme of sjamanisme, dat ook een plek geeft aan natuurlijke krachten die ons overstijgen.’
Als de wolf spreekt
Sommige natuurdenkers gaan nog een stap verder. Ze gebruiken de natuur niet zuiver om hun denken aan te zwengelen, maar gaan denken vanuit de voorbeelden die de natuur zelf aanreikt. ‘Frans De Waal vraagt zich bijvoorbeeld af of we slim genoeg zijn om de dieren te begrijpen. Of denk aan de antropoloog Eduardo Kohn, die zich buigt over hoe het woud nadenkt. Dat zijn inspirerende denkers, omdat ze nog proberen om echt ecologisch te denken, iets wat we als moderne mensen grotendeels verleerd zijn. Kunnen we er nog bij, bij de echte oude wijsheid die in de natuur besloten ligt? Zelf heb ik heel veel geleerd toen ik als antropoloog in het Amazonegebied zat. Daar is de natuur nog zo overweldigend, dat ze je echt je plek als mens leert kennen. Het is het soort plek dat je als mens niet eens zou mogen betreden, en dat voel je daar ook, als er een onweer losbarst bijvoorbeeld. De schriftloze volkeren daar kennen hun plek, en ze discussiëren bijvoorbeeld nooit zonder de natuur daarin te horen. In discussies wordt er iemand aangesteld die “spreekt voor de wolf”, net als iemand die “spreekt voor de voorouders”.’
‘Dat is meer dan een oefening. Als je een perspectief moet leren innemen dat je overstijgt, werkt dat later door in hoe je naar de wereld kijkt. Zo kun je de werking van je democratie fijner afstellen door een stuk natuurwijsheid binnen te laten. Zo kan op maatschappelijk niveau gebeuren wat een individuele wandelaar meemaakt: dat je openstaat voor wat er gebeurt, voor wat de natuur je aanreikt, maar ook voor wie je tegenkomt. Weet je wat Jezus, Boeddha en Socrates gemeen hadden? Ze wilden zich niet aan een plek binden. Ze weigerden ergens vast te zitten. Wandelen, zonder duidelijk doel en met een open geest, is een oerstaat. Een zuivere simpele staat van zijn, zonder illusies en veronderstellingen.’